Libra personeelsdiensten


Referentie

"Voor het eerst een medewerker aannemen was voor ons een hele stap. Libra Personeelsdiensten heeft ons succesvol begeleid bij het organiseren van dit traject. "

Vincent Kleine Visual Media



Pensioen anders: banksparen

Banksparen: een andere manier van pensioen opbouwen
Op 1 januari 2008 is het banksparen ingevoerd waardoor werknemers minder afhankelijk zijn geworden van verzekeringsmaatschappijen om pensioen op te bouwen. Wat houdt dit precies in?

 Tot 1 januari 2008 hadden verzekeraars praktisch een monopoliepositie bij het aanbieden van mogelijkheden tot pensioenopbouw. Dit kwam dan ook tot uiting in de in rekening gebrachte kosten. Door ook banken in de gelegenheid te stellen mogelijkheden tot pensioenopbouw aan te bieden wil de overheid de concurrentie vergroten in de hoop dat hierdoor de kosten dalen.

 Voorwaarden banksparen
Kenmerkend van banksparen is dat een werknemer zonder de hulp van zijn werkgever via een bank kan sparen voor zijn oude dag. Werkgevers, die zich liever zo min mogelijk met pensioenopbouw bezighouden, zijn er dus bij gebaat als hun werknemers gaan banksparen. Om aan het fiscaal gefacilieerde banksparen voor de oude dag mee te kunnen doen moet de werknemer aan de volgende voorwaarden voldoen:
• hij moet een pensioentekort hebben;
• hij moet de betaalde bedragen overmaken naar een erkende bank of vermogensbeheerder die onder de Wet op het financieel toezicht valt;
• de betaalde bedragen moeten worden gestort op een geblokkeerde lijfrentebankrekening (lijfrentespaarrekening) of worden gebruikt voor een beleggingsrecht bij de beheerder van een beleggingsmaatschappij (lijfrentebeleggingsrecht); en
• de gespaarde tegoeden worden via periodieke betalingen uitgekeerd door de bank of vermogensbeheerder of worden gebruikt om een lijfrente aan te kopen.

 Premieaftrek
Onder voorwaarden kan de werknemer het bedrag dat hij op de lijfrentespaarrekening/het lijfrentebeleggingsrecht stort van zijn inkomen in box 1 aftrekken. Deze aftrek is net zoals bij lijfrentepremies gemaximeerd tot de som van de jaarruimte en de reserveringsruimte. De jaarruimte wordt berekend met de volgende formule. Jaarruimte = (17% x PG) -/- COPA (strikt genomen moeten ook eventuele oudedagsdotaties (FOR) worden afgetrokken, maar in dit artikel richten wij ons op 'gewone' werknemers die niet ook nog eens een onderneming drijven).

Hierbij is PG de premiegrondslag. De premiegrondslag is zelf weer te berekenen als de som van het arbeidsinkomen en de belastbare periodieke uitkeringen in het voorafgaande kalenderjaar verminderd met € 11.345. De pensioengrondslag is gemaximeerd op € 155.827.

COPA staat voor de correctie in verband met de opbouw van pensioenaanspraken. Deze correctie wordt gesteld op 7,5 maal de pensioenaangroei door de toename van de diensttijd (de zogenoemde factor A) in het vorige kalenderjaar.

De reserveringsruimte bestaat uit het niet-benutte deel van de jaarruimte van zeven voorgaande jaren en bedraagt 17% van de premiegrondslag, maar maximaal € 6703. Voor werknemers die aan het begin van het jaar 55 jaar of ouder zijn wordt dat maximum verhoogd naar € 13.238.

 Geblokkeerd saldo
Zolang de lijfrentespaarrekening of het lijfrentebeleggingsrecht wordt aangehouden wordt het saldo niet in box 3 opgegeven. De renteaangroei is evenmin belast. De werknemer kan de lijfrentespaarrekening of het lijfrentebeleggingsrecht uiterlijk tot zijn 70ste jaar aanhouden en daarna moet het saldo worden gedeblokkeerd en uitgekeerd of worden besteed voor de verwerving van een lijfrente-uitkering bij een bank of verzekeringsmaatschappij. Overigens is een eerdere afkoop van een saldo of beleggingsrecht dat ten hoogste € 4068 bedraagt toegestaan.

 Uitkeringen bij leven
Als het gedeblokkeerde saldo wordt gebruikt voor de aankoop van een lijfrente-uitkering, worden de ontvangen uitkeringen progressief belast in box 1 en gelden in principe dezelfde regels als bij gewone lijfrente-uitkeringen. De werknemer kan het opgebouwde kapitaal ook op de rekening laten staan en hieruit annuïtair berekende opnames in termijnen doen. Tussen twee termijnen mag hooguit een jaar zitten. Als de eerste termijn wordt uitgekeerd vóór het kalenderjaar waarin de werknemer 65 jaar wordt, moet de periode tussen de eerste en de laatste termijn ten minste twintig jaar plus het aantal jaren dat de werknemer jonger is dan 65 jaar op het moment van de uitkering van de eerste termijn duren.

 Voorbeeld
Joosje de Jong is zestig als zij de eerste termijn ontvangt. De uitkeringsperiode moet dus ten minste 20 + (65 -/- 60) = 25 jaar duren.

Beginnen de uitkeringen tussen het 65ste en 70ste levensjaar dan geldt een minimale duur van ten minste twintig jaar, tenzij de uitkering op jaarbasis niet meer bedraagt dan € 20.097. In dat laatste geval geldt er een minimumduur van vijf jaar.

 Uitkeringen bij overlijden
Als de werknemer overlijdt voordat er uitkeringen zijn gedaan uit de lijfrentespaarrekening of het lijfrentebeleggingsrecht, gaan de termijnen direct in. De termijnen komen dan toe aan de nabestaanden. Voor zover de nabestaande een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of tweede of derde graad van de zijlijn van de overleden werknemer is én ouder dan dertig jaar, moet de uitkeringsperiode ten minste twintig jaar duren. Is een dergelijke nabestaande jonger dan dertig jaar, dan is de duur ten minste vijf jaar maar nooit meer het aantal jaren dat deze persoon jonger is dan dertig jaar op het moment waarop hij de eerste termijn ontvangt. In deze situatie is een uitkering die ten minste twintig jaar duurt overigens ook toegestaan. In alle andere gevallen moet de uitkering ten minste vijf jaar duren.

 Verschillen tussen gewone lijfrente en banksparen
Bij overlijden van de werknemer komt ook een belangrijk verschil tussen banksparen en gewone lijfrenteverzekeringen aan het licht. Gewone lijfrenteverzekeringen geven in principe recht op een levenslange uitkering die eventueel bij overlijden van de werknemer kan overgaan naar zijn partner. Is er geen partner, dan stopt in beginsel de uitkering volledig. Bij een levenslange lijfrente-uitkering draagt de verzekerde dus het risico van vroeg overlijden. Bij banksparen duurt de uitkering een bepaalde van tevoren overeengekomen tijd. De uitkering is dus niet levenslang, zodat de verzekerde het risico van lang leven (dat wil zeggen langer leven dan de uitkering) draagt. Als bij banksparen de werknemer overlijdt voordat het opgebouwde kapitaal volledig is uitgekeerd, wordt het resterende bedrag in termijnen aan de nabestaanden uitbetaald.

 Advies
Banksparen vormt een fiscaal aantrekkelijk manier om voor de oude dag te sparen. Een pluspunt is dat de kosten van banksparen vrij duidelijk in beeld komen doordat de bank jaarlijks een bedrag in rekening brengt voor het aanhouden van de rekening. Bij verzekeraars worden de kosten (soms inclusief provisie) vaak ingehouden op de jaarlijkse premie. Dit is niet altijd even duidelijk voor de verzekerde. Overigens zijn tussenpersonen en bemiddelaars van levens- en beleggingsverzekeringen sinds 1 april 2009 verplicht duidelijker te zijn over hun provisies.

terug